Hongarije is een land zonder zee. Toch gaan zomer en winter als een getij over het land. In de winter kan het er onbarmhartig koud zijn; als de sneeuw over de poesta valt en de ijsblokken in Tisza en Donau drijven, weet de reiziger dat hij in Oost-Europa is. Maar in de zomer zijn de velden geel van zonnebloemen en in de lente bloeien de perziken, de kersen, en al die andere vruchten die Hongarije in de communistische tijd tot de fruitleverancier van het Oostblok maakten. Dan is het duidelijk dat Hongarije maar een paar uur rijden is van Italië en dat Griekenland dichterbij is dan Nederland. Eigenlijk hebben de Hongaren gelijk: hun land ligt niet in het oosten en niet in het westen, maar in het hart van Europa.
Hongaren zijn anders. Anders dan de Slavische volken die Hongarije omringen, maar zeker ook anders dan de andere Europeanen. Zij spreken een taal die voor alle andere Europeanen een geheimtaal is, zelfs voor de Finnen die de klanken nog enigszins herkennen. De taal behoort niet tot de Europese talen, zoals de Hongaren oorspronkelijk ook niet tot de Europese volken behoorden: de Hongaren stammen af van de Magyaren, een nomadenvolk uit de Oeral. Het is weliswaar meer dan 1100 jaar geleden dat de Magyaren zich in Hongarije vestigden, maar voor de meeste Hongaren voelt het alsof hun voorvaderen net zijn aangekomen, alsof ze zelf achterop het paard hebben meegereden. Een van de Aziatische gewoontes die de Hongaren hebben gehandhaafd is de naamsvolgorde: zij stellen zich voor met hun achternaam en noemen dan pas hun voornaam.
Fanatieke treurigheid
In Hongarije wordt het verleden niet in een museum bewaard; de geschiedenis is in de mensen. Dat merk je als ze over een veldslag uit de Middeleeuwen vertellen alsof ze zelf de beslissende tik hebben uitgedeeld, dat merk je aan de fanatieke treurigheid waarmee ze spreken over de bezettingen door andere volken (Mongolen, Turken, Duitsers, Russen) en de vele nederlagen in de Hongaarse geschiedenis. Soms lijkt de geschiedenis zelfs geschreven op de gezichten van de mensen, in ieder geval zien zij die het communisme hebben meegemaakt er standaard een paar jaar ouder en doorleefder uit dan Westerse leeftijdgenoten.
Niet zelden leven de Hongaren liever in de geschiedenis dan in het heden: zo hebben veel Hongaren nog een landkaart in huis hangen van rond de Eerste Wereldoorlog, waarop Hongarije drie maal zo groot is als het heden is. In werkelijkheid is Hongarije bijna twee en een half maal zo groot als Nederland en telt het ruim tien miljoen inwoners. Boedapest is met twee miljoen inwoners (20% van de bevolking) het waterhoofd van Hongarije. Ongeveer 65% van de Hongaren woont in één van de 9 steden met méér dan 100.000 inwoners. De overige 35% woont op het platteland.
Hongaarse Poesta
Veel reizigers bezoeken Hongarije vanwege de prachtige natuur. Tien procent van het land bestaat uit nationale parken. Het land is bekend van de Hongaarse poesta's: uitgestrekte, dunbevolkte grasvlaktes. Tegenwoordig zijn er veel poesta's omgezet in akkerland voor de boeren, maar in enkele nationale parken, zoals die van Bugac en Hortobágy, is de echte poesta bewaard gebleven. Hortobágy is overigens een van de mooiste parken van het land met meertjes en bossen, ideaal om te wandelen dus.
Luie Nijl van Hongarije
Hongarije is een land van aarde; het ruikt er zelfs naar aarde. Maar bij die aarde horen de Donau en de Tisza, de rivieren die de slagaders van Hongarije vormen. De Donau is de rivier van de cultuur, geen andere Europese rivier rijgt langs haar oevers zoveel mooie steden aaneen. Toch hebben de meeste Hongaren een voorliefde voor de oostelijker stromende Tisza, 'de luie Nijl van Hongarije'. In tegenstelling tot de Donau stroomt de Tisza voornamelijk door lage leegtes en door dorpjes waar meer ooievaars wonen dan mensen. De rivier bestaat volgens de Hongaren voor twee derde uit water en voor een derde uit vis (de beste vissoep wordt gemaakt van vissen uit de Tisza). Groot was dan ook de ontzetting toen de Tisza in 2000 veranderde in een dode rivier door chemisch afval uit Roemenië, toch al niet Hongarije's favoriete buurland. Inmiddels is het leven in de rivier grotendeels teruggekeerd en daarmee de vissen, de enorme hoeveelheid vogels en andere dieren die van de Tisza leven.
Wijn en traditie
In tegenstelling tot de omringende landen is Hongarije niet in de eerste plaats een bierland, maar een land met een rijke, oude wijncultuur. Het land telt meer dan 20 wijnstreken, maar de kroon op de Hongaarse wijntraditie is de goudgele Tokaijer wijn, volgens Lodewijk XIV 'de wijn der koningen, de koning der wijnen'. Keizerin Maria Teresa voerde de wijn zelfs aan haar zieke papegaaien om ze weer glans en vitaliteit te bezorgen.
Wie eenmaal de smaak van de wijn te pakken heeft, is klaar voor de ultieme Hongaarse test, de kennismaking met de Hongaarse keuken. De Hongaarse keuken is gerenommeerd en dat is niet onterecht, maar wees voorbereid op de meest onorthodoxe combinaties.
Wij bieden u wijnen aan uit de volgende wijnregio's:
Bron: Reis om de wereld